Video 'Een behoorlijke kille' van Frits van Echten en Marcel Möring
Hieronder kunt u de video ‘Een behoorlijke kille’ bekijken, een documentaire over de Joodse Gemeenschap in Assen. Onder de video vindt u het essay van Marcel Möring over deze film.
In 1985 dook een vuilniszak op met een deel van het archief van de joodse gemeente Assen. Ik hoorde het van Daan Gans, bestuurslid van de kille, die er zelf nogal nuchter over deed. Het stelde, volgens hem, niet veel voor. Eigenlijk, maakte ik op uit zijn woorden, bestond de geschiedenis van de gemeente vooral uit en in de herinneringen van zij die nog leefden. Niet lang daarna besloot de Drents-Groningse Pers tot een speciale bijlage ter gelegenheid van het herdenkingskroonjaar. Interviews, vooral interviews met ‘overlevenden’, moesten er komen , want in 1985 begon langzaam het besef te bestaan dat die oorlog dan wel voorbij was, maar nog niet over. De hoofdredactie vond dat ik die interviews moest maken en dus wendde ik mij tot Daan Gans met de vraag om hulp. Niet alleen om geschikte kandidaten voor te stellen, maar ook, en misschien wel vooral, om mij over mijn schroom heen te helpen.
We stonden in de keuken van zijn woonboerderij in Grolloo –hij was uitsmijters voor ons aan het bakken– toen ik zei dat ik er tegenop zag om mensen terug te voeren naar een periode die uit pijn, angst en verdriet bestond. Hij keek even opzij, trok een wenkbrauw op en zei, nogal droogjes: ‘Als ze WUV kunnen aanvragen, kunnen ze er ook over praten.’
Niet lang daarna begon ik aan die serie interviews en het werd mij al snel duidelijk dat Gans gelijk had. Ze konden er allemaal over praten. Sterker: ik hoefde soms maar één vraag te stellen om een stortvloed van verhalen, herinneringen en verdriet te ontketenen. Het best is mij mevrouw Leget-Lezer uit Hengelo bijgebleven.
Ik kwam kort na het middaguur aan, kreeg een kopje thee en een koekje, nam mijn notitieblok op schoot en vroeg waar zij voor de oorlog had gewoond. Het begon al te schemeren toen zij klaar was met haar antwoord en toen had zij haar hele leven verteld: haar jeugd in Assen, de vervolging in de eerste oorlogsjaren, de razzia’s, Westerbork, en daarna de deportatie naar de kampen en wat daar allemaal gebeurde. Ik had met een mengeling van verbijstering en fascinatie naar haar geluisterd en toen ze uit was gesproken staarden we elkaar uitgeput aan. Na een korte stilte sprak ze nog één zin: ‘Ik heb dit nog nooit aan iemand verteld.’ Vele jaren later zou ik haar toespreken in Herinneringscentrum Westerbork, waar het autobiografische boek werd gepresenteerd dat zij had geschreven. Het bleek dat het interview dat eigenlijk geen interview was de sluizen had geopend en dat ze haar verhaal daarna niet alleen aan haar gezin kon vertellen, maar ook voor schoolklassen. Op de een of andere manier vermoed ik dat Daan Gans destijds het therapeutische van mijn onderneming voorzag.
Destijds, in de trein terug naar huis, realiseerde ik mij twee dingen: dat ook in mijn familie niet werd gesproken over wat er was gebeurd en dat door die onmogelijkheid om te spreken over het verschrikkelijke een complete geschiedenis zou verdwijnen.
Niet lang daarna kwam ik de filmer en fotograaf Frits van Echten tegen. We spraken over de interviews die ik had gemaakt en min of meer gelijktijdig concludeerden we dat we die geschiedenissen voor Assen zouden moeten vastleggen in een gefilmd oral history project.
Er brak een periode aan waarin Frits een plan van aanpak opstelde en ik een begroting maakte. Met hulp en steun van Daan Gans werden subsidies aangevraagd (en verkregen, van provincie, gemeente en –een fors bedrag– van de joodse gemeente) en kandidaten voor de interviews besproken en benaderd.
In de loop van anderhalf jaar filmden we tien mensen in Nederland en tien in Israël. Het uitgangspunt was het redden van de vooroorlogse geschiedenis van joods Assen, toen de kille 600, misschien wel 700, zielen telde op een totale bevolking van pakweg 20.000. Dat was een grote ‘andere’ bevolkingsgroep in zo’n stadje. ‘Een behoorlijke kille’, zeiden wij tegen elkaar, en dat werd later dan ook de titel van de film.
Van die kille legden we de gebruiken vast, de sociale infrastructuur, de onderlinge verhoudingen, politieke en religieuze ontwikkelingen, en vooral de levendigheid. Als de film iets moest zeggen, vonden Frits en ik, dan dat in Assen ooit een aanzienlijke groep had gewoond, met een compleet leven, met slagers, bakkers, verenigingen, een schooltje, theatervoorstellingen en feestdagen. Er was leven geweest, met tegenslagen en onaangenaamheden, maar toch vooral: een volle en rijke aanwezigheid van een kleine cultuur in een veel grotere.
De film is nooit een bedoeld geweest als een professionele documentaire. Het streven was volledigheid, vastleggen. Daardoor is de ‘Een behoorlijke kille’ lang, gedetailleerd en soms ook een beetje saai. Maar het is desondanks gelukt om te maken waar wij naar streefden: een film die een zo compleet mogelijk beeld schetst van een bloeiende joodse gemeente in de provincie, een gemeenschap die bijna van de ene op de andere dag ophield te bestaan, om daarna te verdwijnen in de nevelen van geschiedenis.
De film werd gepresenteerd in het gemeentehuis van Assen in het bijzijn van bijna alle overlevenden die nog in staat waren deze dag bij te wonen. Wie dat wilde kon tegen kostprijs een kopie van de band krijgen. Ik herinner mij de screening als een even feestelijke als pijnlijke gebeurtenis. De overheersende reactie was er een van herkenning en erkenning. Herkenning, vanwege de verhalen die men van en over elkaar hoorde en die voor een keer weer het beeld opriepen van die bloeiende grote joodse gemeente. Erkenning, omdat joods Assen eind 1942 was opgehouden te bestaan en er sindsdien eigenlijk alleen maar zwijgen was geweest. Nu was er weer aandacht voor die gemeenschap en was haar geschiedenis van de vergetelheid gered. Dat is niet de verdienste van Frits van Echten en mij geweest. Wij hebben niet veel meer gedaan dan laten zien wat er ooit was: Een behoorlijke kille.
Marcel Möring